Glaucoom is een aandoening van de oogzenuw waarbij er progressief schade optreedt aan de zenuwvezels van de oogzenuw.
Iedereen wordt geboren met een enorme reserve aan zenuwweefsel. In de loop van het leven verliest iedereen geleidelijk aan wat weefsel, maar normaalgezien kom je heel erg ruim toe, zelfs als je 120 jaar zou worden.
Bij glaucoom is de snelheid waarmee de zenuwvezels verloren gaan te hoog. Hierdoor raken patiënten met glaucoom in de loop van hun leven wel door hun reserves. Als er nog meer zenuwvezels verloren gaan, ontstaan er plaatsen in het gezichtsveld waar het zicht wegvalt. We spreken dan van scotomen of gezichtsvelddefecten.
Aanvankelijk valt dit weinig of niet op, omdat de hersenen deze weggevallen zones invullen met wat kleuren die lijken op de rest van het gezichtsveld.
Wanneer iemand zelf merkt dat het zicht verminderd is, is het proces van zenuwvezelverlies vaak al heel erg ver gevorderd.
Hoe sneller je glaucoom ontdekt, hoe groter de kans dat je dit progressieve verlies aan zenuwvezels kan tegenhouden. Het is een beetje zoals een sneeuwbaleffect. Een kleine sneeuwbal kan je makkelijk tegenhouden. Wanneer de sneeuwbal echter in volle vaart en met een enorm volume de berg af stuitert, is het tegenhouden ervan niet meer zo simpel of soms zelfs onmogelijk.