Een veneuze trombose in het oog is een verstopping (occlusie) van een afvoerend bloedvat van het netvlies.
Hierdoor kan het bloed niet meer worden afgevoerd en zwelt het netvlies. Dit kan gebeuren in een deel van het netvlies (veneuze takocclusie) of het hele netvlies (centraal veneuze occlusie).
Soms krijgt een deel van het netvlies onvoldoende bloedtoevoer door de zwelling. Daardoor ontstaat zuurstoftekort en kunnen er nieuwe bloedvaatjes groeien op het netvlies. Deze bloedvaatjes zijn erg fragiel en kunnen bloedingen in het oog en verhoging van de oogdruk veroorzaken. In ernstige gevallen wordt het oog blind en pijnlijk.
De onderzoeken die gebruikt worden voor het vaststellen van de trombose en de ernst van de complicaties zijn oogfundusonderzoek, OCT en fluo-angiografie.
Voor deze onderzoeken is het nodig om met oogdruppels de pupil te vergroten. Hierdoor zal u enkele uren wazig zien. Na dit onderzoek mag u dus enkele uren niet autorijden.
Omdat een veneuze occlusie veroorzaakt kan worden door hoge bloeddruk, hoge cholesterol, diabetes, roken, stollingsstoornissen en dergelijke, verwijzen wij patiënten naar de huisarts voor een algemeen nazicht.
De klonter in het bloedvat zelf kan meestal niet opgelost worden.
De gevolgen van de thrombose (netvlieszwelling, zuurstoftekort en groei van nieuwe bloedvaatjes) kunnen behandeld worden met intravitreale injecties en/of laser.
Hierbij wordt een kleine hoeveelheid geneesmiddel in het oog ingespoten onder plaatselijke verdoving. De geneesmiddelen die gebruikt worden in het oog zijn ranibizumab, aflibercept, bevacizumab of triamcinolone. Deze injecties worden uitgevoerd bij zwelling van het centrale gedeelte van het netvlies (maculair oedeem) of bij groei van nieuwe bloedvaatjes op het netvlies. De medicatie werkt tijdelijk en moet daarom regelmatig opnieuw toegediend worden.
Laser wordt gebruikt om de groei van nieuwe bloedvaatjes op het netvlies af te remmen.